![]() |
||
![]() |
||
Hoe ontwerp je processen? | ||
![]() |
||
Procesbeschrijvingsmethodes
Hoofdprocessen refereren naar de hoofdfuncties van een organisatie zoals inkoop, productie en verkoop. Hoofdprocessen worden onderverdeeld in processen en in subprocessen, al naar gelang de complexiteit. De verzamelnaam procedures wordt gebruikt voor instructies, voorschriften en protocollen op het niveau van de werkplek. Voor een totaaloverzicht van hoofdprocessen en (sub)processen wordt een hiërarchisch processchema (HPS) gebruikt.
|
||
|
||
![]() |
||
De individuele beschrijving van hoofd–, sub– en gewone processen verloopt op dezelfde wijze. De beschrijving is opgebouwd uit de volgende onderdelen: doel, klant & output (resultaat), procesverloop (activiteiten), mensen (actoren), middelen, leverancier & input (resultaat) en besturing. We zien dat een procesbeschrijving in feite niet meer is dan een beschrijving van alle onderdelen van de processtructuur.
|
||
|
||
![]() |
||
1. D O E L
|
||
|
||
![]() |
||
Een goede procesbeschrijving bestaat alleen uit de kritieke activiteiten en niet veel meer dan dat. Let bij het beoordelen van mogelijke fouten op een drietal aspecten: wanneer wordt de fout zichtbaar? hoeveel tijd/geld kost het herstellen? hoe ernstig is het gevolg van de fout, zijn er veiligheids of andere risico’s? Voor het in kaart brengen van het procesverloop zijn er twee internationale standaardmethodes beschikbaar IDEF0 en Flowcharts (IDEF3).
|
||
|
||
![]() |
||
DEF0 is een functiemodel, afgeleid van SADT, waarin globaal
de volgorde (van links naar rechts) van activiteiten worden
weergegeven. IDEF0 kent geen condities en herhalingsloops.
In flowcharts (IDEF3) kunnen we de exacte volgorde van
activiteiten weergeven (van boven naar beneden), plus
condities, databestanden, schermen en documenten. De
IDEF0–techniek is door zijn compactheid geschikt voor
globale procesontwerpen. Flowcharts zijn uitgebreider en
daardoor meer geschikt detailprocesontwerpen. Beide methodes
vullen elkaar goed aan en worden vaak in combinatie
gebruikt. In praktijk worden methodes aangevuld met diverse
eigen ontwerpregels. Hieronder is een voorbeeld opgenomen.
|
||
|
||
![]() |
||
4. M I D D E L E N
|
||
|
||
![]() |
||
![]() |
||
6. L E V E R A N C I E R E N
I N P U T - resultaat
|
||
|
||
![]() |
||
![]() |
||
Hoe identificeer je processen? | ||
![]() |
||
Welke processen heeft de organisatie en hoe identificeren we die processen? Vragen die als eerste opkomen bij de start van een procesontwerptraject. Op globaal niveau hebben alle organisaties dezelfde soorten processen: besturende, primaire en ondersteunende processen. Besturende processen betreffen het plannen, controleren, evalueren en bijsturen de organisatie. Primaire processen gaan over de activiteiten om het product te realiseren voor de klant. Ondersteunende processen omvatten de activiteiten rondom mensen en middelen. De besturende en ondersteunende processen van de meeste organisaties zijn behoorlijk vergelijkbaar. Besturing verloopt vrijwel altijd via de PDCA–stappen, ondersteuning betreft mensen, financiën, ICT, communicatie en overige faciliteiten (catering, beveiliging). Het echte onderscheid tussen organisaties zien we terug in de primaire processen. De primaire processen vinden we door van buiten naar binnen te kijken. Welk proces doorloopt de klant in relatie tot het product of de dienst dat het bedrijf levert? Voor een normaal productiebedrijf zijn dat verkoop, productie en inkoop. Voor een dienstverlenende instelling intake, behandeling en nazorg. Identificatie van processen vraag een diepgaand inzicht in soorten en variaties van processen. Zie verder voor een uitgebreide behandeling van de soorten processen die er zijn.
|
||
|
||
|
||
![]() |
||
|
||
![]() |
||
|
|
|
![]() |