|
|
|
|
COMPETENTIES |
|
|
|
1.00 B E S T U U R L I J K - O R G
A N I S A T O R I S C H E C O M P E T E N T I
E S |
|
|
|
|
1.01 L E I D I N G G E V E N
synoniemen: taakgericht ~, mensgericht ~, groepsgericht ~,
organisatiegericht ~,
- Het bepalen van duidelijke doelstellingen en
zorgdragen dat medewerkers bijdragen aan het realiseren
van de doelstellingen
- Niveau 1 - Coördineren
- delegeert en draagt zorg voor een goede werkverdeling
- zorgt voor naleving van afspraken, regels, procedures
en kwaliteitseisen
- vraagt naar en waardeert de inbreng van medewerkers
- bewaakt de voortgang in het realiseren van
doelstellingen
- (h)erkent prestaties en spreekt medewerkers aan op
geleverde bijdragen/resultaten
- Niveau 2 - Stimuleren en motiveren
- stimuleert en motiveert om zich in te zetten voor het
behalen van de organisatiedoelstellingen en biedt waar
nodig ondersteuning; kiest passende motivatiemiddelen;
weet de juiste snaar te raken
- bevordert een productieve en plezierige werkomgeving
- draagt de visie en missie van de organisatie uit en
stimuleert anderen dit ook te doen
- geeft ruimte en verantwoordelijkheid aan medewerkers
voor het ontplooien van initiatieven
- complimenteert en beloont medewerkers voor individuele
en gezamenlijke behaalde resultaten
- Niveau 3 - Strategische besluitvorming
- geeft leiding aan discussies over het strategische
beleid en het lange termijn perspectief van de organisatie
- creëert commitment in de organisatie (of het
organisatieonderdeel) door een aansprekende visie neer te
zetten, plannen en doelen te stellen en hier consequent
naar toe te werken
- heeft oog voor en anticipeert op relevante
ontwikkelingen in de omgeving van de organisatie en
vertaalt deze in het strategisch beleid
-
T A A K G E R I C H T leidinggeven/aansturen/leiderschap
- Op een taak- en
doelgerichte wijze sturing geven aan
medewerkers. Afdelings- en functiedoelen formuleren,
taken verdelen, instructies geven, afspraken maken, de
voortgang bewaken en corrigeren. Overlapt met: plannen en
organiseren.
-
M E N S G E R I C H T leidinggeven/aansturen/leiderschap
- Op stimulerende, participatieve en motiverende wijze
sturing
en begeleiding geven aan medewerkers. Nadruk op samenwerking.
-
G R O E P S G E R I C H T leidinggeven/aansturen/leiderschap
Richting en sturing geven aan een team, werk, of
projectgroep. Samenwerkingsrelaties tot stand brengen en
in stand houden.
(samenbindend ~ )
-
O R G A N I S A T I E G E R I C H T leidinggeven/aansturen/leiderschap
- Geeft richting aan de organisatie door de
(organisatie) visie actief uit te dragen; zet processen en
ontwikkelingen die benodigd zijn om de visie te realiseren
in gang (Verschil met visie: dit is visie vertalen
naar Plannen en organiseren).
|
|
|
|
1.02 V I S I E
synoniemen: verbeeldingskracht, visie uitdragen, visie
ontwikkelen, helikopterview
- Ontwikkelen en uitdragen toekomstbeeld. Afstand nemen
van de dagelijkse praktijk. Onderkennen van feiten, trends
en toekomstige ontwikkelingen. Deze in een ruimere context
en lange termijn perspectief van eigen werkterrein,
vakgebied en/of organisatie(-onderdeel) plaatsen.
- Gedragskenmerken: zie
visieontwikkeling
- Niveau 1 - Vooruitkijken
- kent missie en strategie van eigen
organisatieonderdeel
- denkt en praat mee over strategie van eigen
organisatieonderdeel
- legt een relatie tussen strategie van het eigen
organisatieonderdeel en eigen activiteiten
- Niveau 2 - Vertalen van feiten, trends en
ontwikkelingen naar beleidsvoorstellen
- levert een bijdrage aan de visie ontwikkeling van het
eigen organisatieonderdeel in relatie tot de visie van de
organisatie
- draagt de visie van de organisatie zowel intern als
extern uit
- onderkent trends en ontwikkelingen in het vakgebied en
vertaalt deze naar mogelijkheden voor het
organisatieonderdeel, komt met concrete ideeën en doet
voorstellen
- ontwikkelt voorstellen en plannen op basis van de
strategie van het organisatieonderdeel, communiceert
hierover en onderkent de effecten op de (middel)lange
termijn
- Niveau 3 - Ontwikkelen en uitdragen van het
toekomstbeeld
- neemt initiatief voor strategische beleidsontwikkeling
- schat het belang in van juridische, politieke en
maatschappelijke ontwikkelingen, onderkent trends en
vertaalt deze naar strategische keuzen en acties voor de
(het) organisatie(onderdeel)
- stimuleert en faciliteert anderen om bij te dragen aan
strategische beleidsvorming
|
|
|
1.03 P L A N N E N E N O R G A N I S E R E N
synoniemen: organisatievermogen, delegeren,
voortgangscontrole
- Op effectieve wijze doelen en prioriteiten bepalen en
benodigde tijd, activiteiten en middelen aangeven om
bepaalde doelen te bereiken. Zie voor activiteiten en
gedragskenmerken
besturende processen.
- Niveau 1 - Effectief plannen en organiseren van eigen
werk
- weet wat hij moet doen en neemt (binnen kaders)
initiatief
- stelt doelen en prioriteiten in het eigen werk
- rondt het werk op tijd af
- komt afspraken na
- Niveau 2 - Coördineren van eigen werk en dat van
anderen
- genereert de middelen die voor het bereiken van de
doelstellingen benodigd zijn
- heeft overzicht over de uit te voeren taken
- geeft aan hoe het werk efficiënt en effectief kan
worden ingedeeld en uitgevoerd; maakt duidelijke afspraken en
geeft verwachtingen aan (wie, wat wanneer)
- stelt doelen en prioriteiten in eigen werk en dat van
anderen
- Niveau 3 - Sturen op hoofdlijnen
- ziet toe op een efficiënte en effectieve besteding van
middelen
- stuurt de planning en organisatie van werkzaamheden
aan en ondersteunt anderen daarbij
- anticipeert op relevante ontwikkelingen die van
invloed zijn op de doelen van de organisatie en past
planningen en doelstellingen hierop aan
- doet meerdere zaken gelijktijdig, kan daarbij snel
schakelen van het een naar het ander en houdt de
hoofdlijnen in het vizier
- D E L E G E R E N - Deelt eigen verantwoordelijkheden en bijbehorende
beslissingsbevoegdheden toe aan de juiste medewerkers.
Geeft duidelijke instructies bij het overdragen van taken
en verantwoordelijkheden (wie, wat, wanneer) en geeft
zonodig bevoegdheden, middelen en informatiebronnen aan
- V O O R T G A N G S C O N T R O
L E - Volgt en controleert tussentijds de voortgang in
taken en activiteiten van medewerkers en zichzelf; stuurt
zonodig bij (synoniemen: voortgangsbewaking)
|
|
|
1.04 R E S U L T A A T G E R I C H T H E I D
synoniemen: doelgerichtheid, sturen op resultaat
- Gericht zijn op het vertalen -concretiseren- van
doelen en het realiseren van resultaten conform tijdpad,
normen en afspraken.
- Niveau 1 - Zich inzetten om gestelde doelen te
realiseren
- maakt duidelijke afspraken over de te realiseren
doelen en de eigen bijdrage daaraan
- zet zich waarneembaar in om de gestelde doelen te
realiseren
- geeft tijdig aan wanneer er knelpunten in het werk
optreden
- is vasthoudend bij verstoringen en tegenslag
- Niveau 2 - Bewaken van doelstellingen en het nemen van
eigen initiatief
- stelt zichzelf ambitieuze doelen
- maakt een goede afweging tussen inspanning en mogelijk
resultaat
- is vasthoudend in het zoeken naar oplossingen voor
complexe problemen; stelt zo nodig aanpak bij
- besteedt tijd effectief en efficiënt
- de medewerkers worden aangesproken op hun resultaten
en erop afgerekend als ze het afgesproken resultaat niet
behalen.
- werkt outputgericht en stelt prioriteiten
- Niveau 3 - Gericht zijn op het behalen van doelen en
resultaten van de organisatie op lange termijn
- realiseert verbeteringen in werkzaamheden en
randvoorwaarden, zowel binnen als buiten het eigen
aandachtsgebied
- stelt meetbare (strategische) doelstellingen op en
definieert daarbij de resultaten op langere termijn
- maakt afspraken over de wijze waarop lange termijn
doelen van de organisatie behaald moeten worden; toetst en
borgt naleving van afspraken
- stimuleert anderen in het stellen en realiseren van
ambitieuze doelen en vertoont hierin voorbeeldgedrag
- faciliteert anderen of neemt obstakels voor anderen
weg, zodat gemeenschappelijke doelen kunnen worden bereikt
|
|
|
1.05 O N D E R N E M E N
synoniemen: ondernemerschap, ondernemend zijn, innovatief
handelen, anticiperen
- Kansen signaleren en deze omzetten in acties -veelal
niet gebaande wegen- die bijdragen aan betere resultaten
van de organisatie.
- Niveau 1 Signaleren van kansen
- staat open voor verandering, verbetering en
vernieuwing
- schat signalen goed in
- speelt in op wensen van de klant
- Niveau 2 Actief kansen benutten en vertalen
- houdt zich actief bezig met de toekomst en de
continuïteit van de organisatie
- zoekt kansen en neemt initiatief binnen eigen
vakgebied; vertaalt naar praktische producten of diensten.
- speelt in op signalen vanuit de omgeving en koppelt
hier acties aan, laat kansen niet liggen
- durft (verantwoorde) risico's te nemen om bestaande
oplossingen en aanpakken te verbeteren
- commercieel ingesteld
- Niveau 3 - Stimuleren van ondernemerschap
- vertaalt ontwikkelingen in de omgeving naar andere dan
de gebruikelijke plannen, ook buiten het eigen vakgebied
- stuurt vernieuwende activiteiten aan en
enthousiasmeert hierbij anderen; kan succes verkopen
- start activiteiten en stimuleert anderen tot
verbetering en vernieuwing
|
|
|
|
|
|
|
V O R I G E
|
V O L G E N D E
|
|
|